Bevraging over voorwaarden voor wind op zee in Prinses Elisabethzone

Ook buiten de strikt beschermde Natura2000-gedeelte moeten ontwikkelaars zich kunnen onderscheiden op vlak van natuurbehoud. - © Irfan Alijagic

Bevraging over voorwaarden voor wind op zee in Prinses Elisabethzone

Ook buiten de strikt beschermde Natura2000-gedeelte moeten ontwikkelaars zich kunnen onderscheiden op vlak van natuurbehoud. - © Irfan Alijagic

Door de technologische evolutie en de opgedane ervaring wordt het steeds goedkoper om wind op zee te ontwikkelen, waardoor de steun ook verder afgebouwd kan worden.



Na de voltooiing van de eerste zone voor wind op zee in 2020, wordt nu hard gewerkt aan de ontwikkeling van een tweede zone. Men wil er het onderste uit de kan halen en daar hoort ook een weloverwogen keuze bij over hoe België deze projecten moet ondersteunen. De federale overheid organiseert hier nu een openbare raadpleging over. Samen met andere middenveldorganisaties schuift BBL natuurbehoud en burgerparticipatie als belangrijke criteria naar voren.

Wind op zee heeft wind in de zeilen

Eind 2020 werd het windmolenpark SeaMade in gebruik genomen en was de voltooiing van de eerste zone voor wind op zee een feit. In totaal staan er nu 399 windturbines opgesteld, samen goed voor 2262 MW, wat vergelijkbaar is met de capaciteit van de twee jongste - en grootste - kerncentrales van ons land.



Maar het werk gaat verder; in het westen van ons stukje Noordzee komt een tweede zone voor wind op zee, die de naam Prinses Elisabethzone meekreeg. De lat ligt hierbij hoog. Door te kiezen voor de allernieuwste - en mee ook de grootste windturbines - hoopt men op een opgesteld vermogen van 3,15 à 3,5 GW, wat beduidend meer is dan de 2,2 GW die men eerst voor ogen had. Met deze uitbreiding zal de offshore windenergie  in de toekomst 23 TWh groene stroom per  jaar kunnen leveren, wat evenveel is als de elektriciteitsproductie van de helft van het huidige nucleaire productiepark.



Nu is de federale regering, samen met alle andere betrokken partijen, druk bezig om het pad te effenen voor de realisatie van deze zone. In 2027 hopen ze immers er de eerste  turbines te zien verschijnen, tegen 2030 moet de Prinses Elisabethzone voltooid zijn. Een van die stappen is het bepalen van de voorwaarden aan de welke de concessies zullen worden vergund en het is precies over deze voorwaarden dat de FOD Economie nu een openbare raadpleging organiseert.

Beperking van de steun

De huidige windturbines krijgen financiële steun in de vorm van groenestroomcertificaten, die Elia dan moet opkopen. Door de technologische evolutie en de opgedane ervaring wordt het steeds goedkoper om wind op zee te ontwikkelen, waardoor de steun ook verder afgebouwd kan worden. In Nederland zijn er zo al windparken aanbesteed zonder enige steun.

Een van de vragen van de raadpleging is of België dit model - in de sector gekend als ‘Zero bid’ - moet volgen. In het geval van Zero Bid is er geen sprake van staatssteun en kan de toewijzing van de concessiezone volledig gebeuren op basis van kwalitatieve criteria zoals het belang van burgerparticipatie via de promotie van energiegemeenschappen (wat een Europese verplichting is), de voordelen die het consortium biedt voor de lokale economie en werkgelegenheid, duurzaamheidscriteria, maatregelen voor natuurherstel en -ontwikkeling, innovatieve toepassingen en systeem integratie.



Bij het Zero bid model moet het indienende consortium zich indekken tegen prijsschommelingen op de elektriciteitsmarkt, via Power Purchase Agreements (PPA’s) op lange termijn. PPA’s worden momenteel afgesloten met grote industriële afnemers en elektriciteitsleveranciers. Deze indekking voor het prijsrisico is nodig om bankfinanciering te kunnen krijgen.



Een alternatief is het zogenaamde ‘2-sided Contract for Difference’. Hierbij stelt elk biedende consortium een gegarandeerde  stroomprijs voor, - de strike price genoemd - die de uitbaters van het windpark een vast inkomen geeft, waardoor een gunstige banklening verkregen kan worden. Ligt de spotprijs op de elektriciteitsmarkt onder die strike price, dan past de overheid het verschil bij. Omgekeerd moeten de uitbaters bij een hoge spotprijs voor elektriciteit het verschil aan de overheid betalen. Bij dit model is er wel sprake van staatssteun en dan gebeurt de toewijzing voor 70% op basis van de strike price, die de mededingers vooropstellen, en voor 30% op kwalitatieve criteria.

Bij het ‘2-sided Contract for Difference’-model geniet de voorkeur wordt het prijsrisico weggenomen van de projectontwikkelaar, waardoor het consortium tegen gunstigere voorwaarden kan lenen bij de bank. De ontwikkeling van de Prinses Elisabethzone zou volgens de CREG dan aan een lagere kost kunnen gebeuren dan met het ‘Zero bid’ model.



Ook vloeit geld terug naar de overheid als de prijs op de elektriciteitsmarkt hoog is. Bij lage prijzen past de overheid bij; via een accijns druppelt die kost wel door naar de consument. Vermits een groter deel van het prijsrisico gedragen wordt door de overheid en uiteindelijk doorgerekend aan de consument, geeft dit model meer kansen voor consortia met kleinere spelers, die vaak ook meer lokaal verankerd zijn.

BBL vraagt, in samenspraak met de organisaties van het middenveld, dat ook de burgers kunnen delen in de baten van de offshore windenergie en uitzicht krijgen op een stabielere elektriciteitsprijs. Naast de PPA’s, die grote afnemers zullen afsluiten, moet daarom ook een deel van de windenergieproductie tegen transparante en faire prijzen naar huishoudens gaan, want ook daar is elektrificatie een noodzaak. Dat is in de voorgestelde concessievoorwaarden onvoldoende afgeklopt. In beide modellen moet die voorwaarde worden toegevoegd.

Zorg voor natuur

De bouw van windturbines in zee heeft een impact op het marien milieu en aandacht voor natuur is geen overdreven luxe, temeer omdat de Prinses Elisabethzone gedeeltelijk in de Natura 2000 gebieden ligt. Daarom moet natuurbescherming een topprioriteit is bij zowel het ontwerp, de bouw, de exploitatie en als bij de ontmanteling van de windparken. Dat is de duidelijke boodschap, die we samen met Greenpeace, Natuurpunt, WWF en het Belgian Offshore Platform, eind vorig jaar meegaven.

De overheid wil nu de mededingers voor de concessies uitdagen tot het opstellen van een plan voor natuurbehoud bovenop de wettelijke eisen. Dat kan gaan over onder meer innovatieve manieren van natuurinclusief ontwerp, het beogen van toename van biodiversiteit of het opvolgen van de natuureffecten.



Dat is een lovenswaardige toevoeging aan de selectiecriteria., maar in het huidig voorstel is ze wel enkel van toepassing voor de parken in het Natura2000-gedeelte van de Prinses Elisabethzone. Samen met de andere natuurverenigingen vinden we dat ook buiten de Natura2000-gedeelte ontwikkelaars zich op vlak van natuurbehoud zich moeten kunnen onderscheiden.

De zee is van iedereen en volwaardig kunnen deelnemen aan de ontwikkeling van wind op zee maakt daar een onderdeel van uit.

De zee is van iedereen

De Belgische Noordzee en offshore wind behoren toe aan alle Belgische burgers en bij de ontwikkeling van de Prinses Elisabethzone wil de federale overheid de burgers maximaal betrekken. Zo stelt de overheid als prequalificatiecriterium voor dat burgers voor minstens 1% bijdragen aan de totale investeringskosten van het park.



Er bestaan verschillende vormen van burgerparticipatie, hetzij via hernieuwbare-energie gemeenschappen of via financiële participatie. Bij financiële participatie brengt de burger enkel zijn spaarcenten in om er een rendement op te krijgen. Via een hernieuwbare-energie gemeenschap is de betrokkenheid veel groter. De energiegemeenschap komt tussen als een investeerder en heeft zo ook een vinger in de pap. Bijkomend kan de energiegemeenschap aanspraak maken op een deel van de geproduceerde stroom en kan ze die vervolgens delen met de deelnemende burgers.



Het is ook de bedoeling dat de deelnemende energiegemeenschappen lokaal aan de slag gaan om de elektrificatie van warmte en mobiliteit bij hun leden te versnellen, vraagsturing te stimuleren en programma’s ontwikkelen om energiearmoede structureel aan te pakken. Omwille van deze maatschappelijke meerwaarde, worden de lidstaten door Europa verplicht om een faciliterend kader te ontwikkelen voor energiegemeenschappen. De federale overheid wil hieraan uitvoering geven via de tenderprocedure voor de offshore.



BBL is duidelijk gewonnen voor burgerparticipatie via hernieuwbare-energie gemeenschappen. De zee is van iedereen en volwaardig kunnen deelnemen aan de ontwikkeling van wind op zee maakt daar een onderdeel van uit. Bijkomend pleiten we samen met REScoop om de minimumdrempel voor burgerparticipatie op te trekken van 1% naar 2%. Vervolgens willen we dat bij de selectiecriteria de punten enkel gaan naar burgerparticipatie via hernieuwbare energiegemeenschappen. Een consortium kan het maximum van de punten halen als burgers 4% van het investeringskapitaal inbrengen. In dat geval wordt 20% van de windenergie op zee voorbehouden voor de burgers.

Reageren kan tot 18 februari

Wil je zelf reageren op de openbare raadpleging over het verlenen van concessies voor windparken in de Prinses Elisabeth Zone, dat kan via deze webpagina van de FOD Economie tot vrijdag 18 februari.

Reacties moeten per e-mail toekomen bij offshore.energy [at] economie.fgov.be. De FOD Economie vraagt wel om het specifieke model voor de bevraging te gebruiken.

Deze tekst kwam tot stand met inbreng van Natuurpunt, REScoop en WWF.

Windenergie Natuurpunt WWF REScoop Vlaanderen

Meer over Windenergie