Zowel in Nederland als in België gaat er jaarlijks een enorme smak overheidsgeld naar fossiele energie, in de eerste plaats bij de grote vervuilers. (c) Extinction Rebellion NL

Vijf voor A12: Nederlandse verkiezingen kunnen niet om fossiele subsidies heen

Zowel in Nederland als in België gaat er jaarlijks een enorme smak overheidsgeld naar fossiele energie, in de eerste plaats bij de grote vervuilers. (c) Extinction Rebellion NL

Milieu en klimaat zijn alomtegenwoordig in de Nederlandse verkiezingscampagne. Dat is te danken aan een zoveelste rampzomer en aan massale klimaatacties, zoals de blokkades van de A12 door Extinction Rebellion. Nieuw onderzoek schonk extra brandstof: Nederland geeft maar liefst €37 miljard uit aan fossiele subsidies, ongeveer zes keer meer dan er besteed wordt aan klimaatbeleid.

Het Nederlandse debat over fossiele subsidies woedt al jaren. De ramingen zijn de voorbije jaren flink naar boven bijgesteld. In 2020 telde de Nederlandse overheid €4,5 miljard aan subsidies, al gaf ze zelf toe dat er sprake was van talloze lacunes. Begin september klokte een studie van het Nederlandse onderzoeksinstituut SOMO uiteindelijk af op €37 miljard. Ongeveer €2.100 per Nederlander, per jaar. 

In België zagen we een vergelijkbaar patroon, al was het hier de federale overheid wiens inventaris de initiële schatting van Climact en WWF bijstelde van €4 naar maar liefst 13 miljard. 

Wat zijn fossiele subsidies? 

Al deze studies volgen min of meer dezelfde benadering, die ook wordt gevolgd door onder meer de OESO, het IEA en de Wereldhandelsorganisatie. Ze kijken zowel naar ‘begrotingsuitgaven’ als naar ‘fiscale uitgaven’. Bij de eerste gaat het om rechtstreekse uitgaven, zoals een premie voor de aankoop van een gasketel. Bij de tweede categorie gaat het om belastingverminderingen. Denk bijvoorbeeld aan verlaagde energiebelastingen voor de industrie of de luchtvaart: een selecte bestemming krijgt een fiscaal voordeel ten opzichte van de ‘normale’ belasting, en dus een subsidie. Deze tweede categorie valt niet zomaar af te lezen uit de begroting, omdat er steeds vergeleken moet worden met een benchmark (het ‘normale’ tarief). Ze zijn daarom ook minder transparant én hardnekkiger. Maar het effect is au fond hetzelfde.

Instellingen als de Wereldbank en het IMF gebruiken overigens een definitie die vanuit milieu-oogpunt nog eerlijker is: zij houden rekening met de milieukosten die deze subsidies veroorzaken. De Wereldbank kwam via deze benadering op $7.000 miljard per jaar, ongeveer 8% van het mondiale BBP. 

Waar gaat het geld naar toe?

De resultaten in Nederland en België zijn fundamenteel hetzelfde: er gaat jaarlijks een enorme smak overheidsgeld naar fossiele energie, en dat geld komt in de eerste plaats terecht bij de grote vervuilers. Opgesplitst per sector ziet dat er in Nederland zo uit: 

Bron: SOMO

Toch is er een verschil. Nederland geeft bijvoorbeeld minder uit aan fossiele mobiliteit (900 miljoen per jaar), vooral omdat ze in tegenstelling tot België geen dure posten als bedrijfswagens, tankkaarten en professionele diesel spekt. Maar het gaat ook om een verschil in rapportage. Beide landen subsidiëren bijvoorbeeld de internationale scheepvaart met pakweg €5 miljard per jaar, maar om dat te ontdekken moet je al stevig wroeten in de Belgische inventaris. 

Een van de voornaamste pijnpunten in Nederland, zijn de industriële energietarieven. Zo geldt er een belastingvrijstelling voor gas bij de gecombineerde productie van elektriciteit en warmte (WKK), en bij het gebruik van fossiele energie als ‘grondstof’ in plaats van brandstof, zoals bij het maken van kunststoffen. Algemeen zijn de gastarieven ook lager, en kan de industrie genieten van een degressieve tariefstructuur. Dat laatste betekent dat de energiebelastingen dalen naarmate een bedrijf méér verbruikt. In wezen een subsidie voor meerverbruik, waardoor grote energie-intensieve bedrijven talloze keren minder betalen dan KMO’s of huishoudens. 

Onderzoeksbureaus CE Delft en Copper8 concludeerden al dat deze subsidies een structurele hinderpaal zijn voor de verduurzaming van de industrie. Er is geen incentive om over te schakelen naar circulaire waardeketens. De Nederlandse overheid wou tegen 2030 werk maken van een industriële taxshift, en pleitte ook op Europees niveau voor een afbouw van de vrijstellingen en uitzonderingen. De val van de regering gooide voorlopig roet in het eten.

Al deze voordelen bestaan ook in België. Volgens de federale inventaris ontvangt de industrie ongeveer €3 miljard per jaar aan directe fossiele subsidies. Mogelijk nog een onderschatting, want het is niet duidelijk of zaken als degressiviteit of de vrijstelling voor WKKs meegeteld worden. In 2020 concludeerden we dat dit systeem niet alleen bijzonder ondoorzichtig is, vanwege onze erg complexe en deels geregionaliseerde energiebelastingen, maar ook fair noch duurzaam is. 

Twee lessen uit het Nederlandse protest

Ten eerste vat de strijdleus van de A12 blokkade alles samen: ‘Stop de fossiele subsidies’. Het onderzoek van SOMO & co toont de baten van zo’n koerswijziging: zonder fossiele subsidies kan Nederland tegen 2030 nog eens 19% minder uitstoten. Het uitgespaarde geld kan volgens de onderzoekers dan naar klimaatbeleid, sociale ondersteuning en internationale klimaatfinanciering. 

Sinds de mislukking van de fiscale hervorming zijn er in België deze legislatuur nog twee kansen om komaf te maken met deze miljarden schadelijke overheidsuitgaven: de begrotingsopmaak en het Nationaal Energie- en Klimaatplan. De Nederlandse verkiezingscampagne toont alvast hoe veel mensen deze eis op straat kan brengen.

Ten tweede: we kunnen niet eindeloos om de hete brij van industriële energietarieven heen blijven draaien. De energiecrisis maakt deze discussie niet eenvoudiger. Maar de huidige voordelen houden onze waardeketens gevangen in een destructief en fossiel systeem. Daaraan ontsnappen is uiteindelijk óók in het belang van de industrie.

 

Desinvestering uit fossiele energie

Meer over Desinvestering uit fossiele energie