Pixabay | llulila

Voorbij het rookgordijn van de fossiele bedrijfswagen

Pixabay | llulila

Begin 2024 rijden er al  1,2 miljoen Belgische bedrijfswagens rond. Dát zijn de alarmbellen waarop politici moeten reageren, niet op een stijging van de al veel te lage belasting erop.

Het blijvende fiscale voordeel op fossiele bedrijfswagens is een onrechtvaardige subsidie waarvoor de modale werknemer en het milieu de rekening betaalt. Dat er via de recente regeringsdeal ook extra centjes naar fiets en openbaar vervoer gaan, juichen we toe. Maar het is bijzonder teleurstellend dat een technische oplapbeurt de aandacht alweer afleidt van de olifant in de kamer. De kernvraag blijft onbeantwoord: wie durft het nog opnemen tegen de salariswagen?

Ligt het aan de verkiezingskoorts? Wat een relatief onopgemerkte wijziging had kunnen zijn, werd breed in de pers uitgesmeerd. Minister van Financiën Vincent Van Peteghem zou de chauffeurs van fossiele salariswagens behoeden voor te hoge belastingen. Lees: voor een te snelle daling van hun fiscale voordeel. Alle energie ging zo naar het bijschaven van een absurd systeem, in plaats van te werken aan oplossingen richting een eerlijke fiscaliteit. Wel zorgde de aanvankelijke weerstand bij de groenen en socialisten voor een deal waarbij ook fiets en openbaar vervoer er fiscaal op vooruit gaan. 

De bedrijfswagen, een dubbel cadeau

Waar de hele discussie over ging: de stijging van het zogeheten “voordeel van alle aard” (VAA). Dat is het theoretische bedrag waar de werknemer belasting op betaalt, in ruil voor het privégebruik van de bedrijfswagen. Chauffeurs van zware fossiele wagens zouden, vergeleken met vorig jaar, maandelijks een paar tientallen euro’s meer betalen. Wat hierbij weinig aan bod kwam: verhoging of niet, het theoretische VAA ligt véél lager dan het werkelijke cadeau. Voor de populaire BMW X1 was het VAA vorig jaar €3.828, terwijl het werkelijke voordeel al snel rond de €10.000 ligt. En onbeperkt gratis tanken? Dat maakt voor het VAA zelfs geen verschil. 

Zo’n fiscale draken staan haaks op alle milieu- en mobiliteitsdoelstellingen: wie een salariswagen heeft, legt ongeveer dubbel zoveel autokilometers af. Waarom €20 voor de trein betalen als de gratis auto lonkt? De salariswagen zorgt daarbij niet alleen voor vollere, maar ook minder veilige wegen. Ze zijn gemiddeld breder, zwaarder en dus ook gevaarlijker. Dit absurde systeem, dat de belastingbetaler miljarden kost, is ook nog eens bijzonder onrechtvaardig. Wie al mooi verdient, heeft 80% kans op een salariswagen. Wie daarentegen de eindjes aan elkaar moet knopen, krijgt in minder dan 1 op 10 gevallen zo’n beloning.

Toch neemt het aantal bedrijfswagens op onze wegen jaar na jaar toe. Begin 2024 rijden er al  1,2 miljoen Belgische bedrijfswagens rond. Dát zijn de alarmbellen waarop politici moeten reageren, niet op een stijging van het al veel te lage VAA.

Zachte heelmeesters, stinkende wonden

In weerwil van wat de media beweren, is die stijging geen neveneffect van een té succesvolle vergroening van de bedrijfswagen. De elektrificatie gaat er inderdaad met rasse schreden vooruit, maar de echte reden voor de stijging van het VAA onder minister Van Peteghem is technischer van aard. Het VAA-bedrag is verbonden aan een CO2-coëfficient, waardoor chauffeurs van meer vervuilende wagens minder belastingvoordeel genieten. 

De CO2-coëfficiënt is het verschil tussen de CO2-uitstoot van de wagen en een jaarlijks door de minister van Financiën vast te leggen referentie-uitstoot, namelijk de gemiddelde uitstoot van alle nieuw ingeschreven wagens in het afgelopen jaar. Hoe lager die referentie, hoe hoger het VAA en dus de belasting op fossiele bedrijfswagens. De liberalen dwongen in 2021 af dat voor deze CO2-referentie niet de nieuwe (meer nauwkeurige en hogere) WLTP-emissiewaarde gebruikt zou worden maar de verouderde NEDC-waarde. 

Maar doordat autofabrikanten die verouderde norm ondertussen niet meer hanteren, kon de CO2-referentie-uitstoot voor 2024 nog slechts met zo’n 40% van de nieuwe wagens berekend worden. De nuluitstoot van batterij-elektrische wagens wordt wel meegerekend, waardoor de referentie-uitstoot fors zakt en de belasting op fossiele wagens dus stijgt. 

Als oplossing zullen wagens met enkel een WLTP-waarde voortaan ook meegeteld worden. Technisch gezien valt deze aanpassing te begrijpen, maar ze krijgt geen schoonheidsprijs: verschillende emissiewaarden gemengd gebruiken leidt tot scheeftrekkingen. Beter was de regering volledig op WLTP overgestapt, om tot een representatieve en realistische CO2-referentie te komen. In elk geval getuigt het van slecht beleid dat een probleem dat al lang in de lucht hing, pas last minute en met veel vertoon aangepakt wordt. Positief is wel dat de belasting op fossiele wagens ook met deze nieuwe berekening naar boven zal gaan — met een jaar vertraging weliswaar. 

Fiets en openbaar vervoer krijgen aalmoes

Ook de fiets en het openbaar vervoer gaan er nu fiscaal wat op vooruit, dankzij groene eisen. De belastingvrije som voor de fietsvergoeding gaat omhoog van 2.500 naar 3.500 €. Dit is een goed signaal voor wie een grotere woon-werkafstand heeft. Maar het blijft vreemd dat het voordeel voor de fiets geplafonneerd is en dat voor de wagen niet.

Voor de 100.000 treinpendelaars die zelf een deel van hun OV-abonnement betalen, is de uitkomst ook positief. Als hun werkgevers akkoord gaan om hun bijdrage op te trekken, legt ook de regering nog een deel bij. Zo zou het aandeel voor de werknemer van 44% zakken naar 20%. 

Twee goede signalen voor duurzame woon-werkmobiliteit, maar ze bieden geen antwoord voor verplaatsingen in het weekend. Terwijl werknemers met salariswagen ook buiten de werkuren gratis op stap kunnen, zien de anderen de prijzen van treintickets jaarlijks stijgen. 

Wie neemt het op tegen de fiscale draak?

De aanpassing van Van Peteghem was noodzakelijk om het bestaande fiscale kader werkbaar te houden. Maar het is bijzonder teleurstellend dat bij deze oplapbeurt de technische details de aandacht weer afleiden van het grotere geheel. Voor het bijschaven van een duur en onrechtvaardig systeem is er tijd zat, maar zoeken naar broodnodige structurele oplossingen blijkt onmogelijk. 

Nochtans kunnen we vandaag al doortastende maatregelen nemen: voer een absoluut plafond in op de aftrekbaarheid van salariswagens en belast private tank- en laadkosten als loon. Zo komen er ten minste betaalbare elektrische wagens op de tweedehandsmarkt en worden onnodige autokilometers en files vermeden. Op langere termijn zeggen we de salariswagens volledig adieu. Dan krijgen werknemers hun loon in euro’s en kunnen ze vrij kiezen of ze die in mobiliteit investeren, dan wel in een woonst dichter bij de werkplek.