Vergroening van de fiscaliteit: was hiervoor een staatssecretaris nodig?

De OESO schreeuwt het al jaren van de daken: het gebrek aan groene fiscaliteit is voor België een belangrijk probleem. En dus werd er bij het aantreden van de regering een staatssecretaris benoemd die zich over de vergroening van de fiscaliteit zou buigen. Jammer genoeg hoorde deze staatssecretaris (Clerfayt, MR), tot een andere partij dan de minister van Leefmilieu, Klimaat en Energie (Magnette, PS) of Mobiliteit (Schouppe, CD&V). Op geen enkel ogenblik trachtten de excellenties zelfs maar de indruk te wekken dat zij elkaar kenden, laat staan tot eenzelfde regeringsploeg hoorden. Clerfayt  kon op het einde van de legislatuur wel pronken met het succes van de ‘groene lening’. Maar of er voor één maatregel een staatssecretaris nodig was, is meer dan een open vraag.

Aan het fiscaal bevoordelen van de bedrijfswagen (één van de voornaamste oorzaken van de permanente congestie op de Brusselse ring, bijvoorbeeld, waar 1 auto op 3 in het spitsuur een bedrijfswagen is) werd niets gedaan. Het fiscaal bevoordelen van de dieselwagens werd nog versterkt toen minister Reynders de accijnsvervangende heffing voor diesel afschafte (maar voor het milieuvriendelijke LPG liet bestaan!).

In afspraak met de sociale partners – en zonder inbreng vanuit de milieubeweging – werd een systeem van ‘ecocheques’ ingevoerd. In theorie zou dit de consumptie van duurzame goederen moeten bevorderen. In praktijk bleek de productlijst verre van ecologisch en bovendien was er weinig of geen controle op de bestedingen. Als er al een nobele gedachte aan de basis van het systeem lag, dan bleek het kunst- en vliegwerk die in praktijk teniet  te doen.