Ann Willems | Bond Beter Leefmilieu

Na het klimaatvonnis: omarm de urgentie

Ann Willems | Bond Beter Leefmilieu

Het Vlaams Parlement nodigde Bond Beter Leefmilieu deze week uit om onze visie te geven op het vonnis in de Klimaatzaak. België werd in november 2023 namelijk veroordeeld voor haar ondermaats klimaatbeleid. De rechter legde een reductie op van -55% tegen 2030. Dit zal uitdagend zijn. Toch moeten we de uitspraak omarmen als een kans om de broodnodige structurele transformatie versneld door te voeren. Want hoe langer we wachten, hoe moeilijker de taak, terwijl snelle actie net enorme baten heeft op de lange termijn.

Wetenschappelijke basis

Los van de juridische discussie is het belangrijk om eerst nog eens de onderliggende argumenten van het vonnis er bij te nemen. Het arrest legt namelijk de vinger op de wonde:  België reageert ontoereikend op het wetenschappelijk alarmsignaal over de klimaatcrisis. 

De rechters loodsen ons door de wetenschappelijke consensus van de voorbije dertig jaar, om aan te geven dat het ruim voor de start van deze legislatuur duidelijk was dat we ons bij een opwarming van meer dan anderhalve graad blootstellen aan ongekende, existentiële risico’s. Het IPCC sprak in zijn laatste rapport van ‘a shrinking window to secure a liveable planet for all’.  We hebben het de voorbije jaren aan den lijve ondervonden, met dodelijke overstromingen in eigen land en een wereldwijde aaneenschakeling van bosbranden, droogtes en andere weersextremen. 

Om een verdere ontsporing te voorkomen moeten mondiale emissies tegen 2030 halveren en vervolgens ten laatste tegen 2050 netto nul bereiken. Hierin moeten de welvarende landen en regio’s voorop lopen.

Om een verdere ontsporing te voorkomen moeten mondiale emissies tegen 2030 halveren en vervolgens ten laatste tegen 2050 netto nul bereiken. Hierin moeten de welvarende landen en regio’s voorop lopen. 

Kennis zonder actie

De tweede boodschap van het arrest was ook duidelijk: ons land moet een eerlijk aandeel leveren in deze strijd. In de eerste plaats door onze eigen uitstoot voldoende te reduceren. 

Dat België betrekkelijk klein is, doet er daarbij weinig toe. Een derde van alle wereldwijde uitstoot komt van landen die individueel minder dan 1% van het totaal vertegenwoordigen, en ons land is in verhouding tot veel van deze landen welvarend en capabel.

Belgisch klimaatwetenschapper Joeri Rogelj berekende dat een minimale reductie van onze uitstoot -61% bedraagt tegen 2030, gevolgd door klimaatneutraliteit rond 2040. Het hof kwam via een versoepeling van die redenering uit bij het minimum -55% voor 2030. 

Belgische impasse

De derde boodschap is helaas dat ons land de voorbije vijftien jaar onvoldoende gevolg gaf aan deze noodzaak. 

Het arrest is in die zin behoorlijk ontmoedigende lectuur, gezien het van in de vroege jaren 1990 tot nu schetst hoe toenemende urgentie slechts in zeer onvoldoende mate leidde tot bijkomende politieke actie en beleid. Ook het huidige Nationaal Energie- en Klimaatplan voldoet niet aan de Europese doelstellingen en de Vlaamse langetermijnstrategie voor 2050 mikt nog steeds slechts op -85% in plaats van klimaatneutraliteit. 

Een verwante, even spijtige vaststelling van de rechter is dat dit ook gepaard ging met een schrijnend gebrek aan samenwerking. Het arrest haalt een advies van de Minaraad aan uit 2009, dat toen al de tekortkomingen op vlak van coördinatie en afstemming aan de kaak stelde. We zijn ondertussen vijftien jaar verder, en wie de intrabelgische ruzies van de voorbije legislatuur aanschouwde, of eens bladerde door het 800 pagina’s tellende collagewerk van ons Nationaal Energie en Klimaatplan, weet dat hier bitter weinig verbetering in is gekomen. 

De weg voorwaarts

Er is een Ierse mop waarbij een verdwaalde wandelaar de weg vraagt, en dan van een local het antwoord krijgt: “Well, I wouldn’t start from here.” Bij gebrek aan teletijdmachine moet de les van dit vonnis zijn dat het hoog tijd is om het geweer van schouder te veranderen. Een gebrek aan actie sluit ons verder op in een discours van “onhaalbaar en onbetaalbaar”.

In plaats van het arrest verder te bekampen, moeten onze overheden deze doelstelling van minstens 55% emissiereductie nu omarmen. In de non-ETS sectoren zal Vlaanderen hierdoor hoe dan ook hoger moeten mikken dan haar huidige bestemming van -40%. Dat is al een lastenverdelingsdiscussie minder.  Ten tweede zullen er doelstellingen moeten komen voor de industrie. Vlaanderen heeft zich daar steevast tegen verzet, het Europese emissiehandelssysteem zou deze sectoren wel rechttrekken. Maar een duidelijke strategie met becijferde targets is hier zowel wenselijk als, vanwege het arrest, noodzakelijk. Ten derde moeten ook de langetermijndoelstellingen van Vlaanderen drastisch aangescherpt. Een ambitie van -85% tegen 2050 is nu al hopeloos achterhaald; de Europese wetenschappelijke adviesraad roept in haar recente advies op tot een reductie van 90 tot -95% tegen 2040. 

In actie

Dit wordt geen makkelijke opgave. -55% tegen 2030 zal zeer uitdagend zijn, en vergt dat we de komende jaren alle instrumenten inzetten die voorhanden zijn.

Gelukkig kunnen we bouwen op de werkelijk fenomenale evoluties die een aantal sectoren ondertussen heeft doorgemaakt, de beschikbaarheid van de technologieën die nodig zijn om in de meeste sectoren diepe emissiereducties te realiseren, en een grondige kennis van de belangrijke hindernissen die we daarbij moeten overwinnen. Ook de sociale en economische baten van snelle, ingrijpende actie zijn alleen maar sterker geworden. 

Hoe kunnen we deze steile curves bedwingen? 

Eerst en vooral door te ontsnappen aan het conflict en de impasses van de Belgische klimaatbesluitvorming. Overleg, stem af, en zorg dat beleidshefbomen elkaar maximaal ondersteunen. Dit is niet alleen noodzakelijk om eindelijk een coherente energietaxshift te realiseren, een fundamentele hefboom in elke sector, maar ook om te zorgen voor een sociale transitie. Hiervoor dient zich in de vorm van het Belgisch sociaal klimaatplan overigens meteen een gelegenheid aan. Ook op het gebied van financiering, economische omkadering en infrastructuur zijn de argumenten voor betere afstemming evident. 

Los van die transversale aspecten, is er natuurlijk bijzonder veel werk in het sectorale beleid. Tijdens de hoorzitting gingen we daarom dieper in op onze visie voor de sectoren gebouwen, transport en industrie.

Deze analyses verdienen later een eigen artikel. Wel duidelijk is dat er in elke sector ingrijpende actie nodig is. Maar tegenover deze uitdagingen staan ook enorme winsten. Niet alleen op vlak van klimaat, ook op vlak van gezondheid, leefbaarheid en economische kansen.

Dit vonnis biedt volgens ons een kans om een noodzakelijke en wenselijke transformatie van onze economie versneld door te voeren. Wetende dat verder uitstel deze alleen maar moeilijker maakt, dat snelle actie op de lange termijn enorme baten heeft, en dat in de meeste gevallen het pad naar onze bestemming wel duidelijk is.