Mobiliteit en klimaat in beleidsnota

Over mobiliteit kunnen we kort zijn. Het ordewoord is ‘veiligheid’. Er komt in de beleidsbrief nauwelijks iets aan bod dat zich op het raakvlak van mobiliteit en leefmilieu bevindt. De tussentitel uitgezonderd “een veilige, vlotte en duurzame mobiliteit” en een korte vage paragraaf op het einde: “Vanuit een transversale aanpak van het geheel van zijn bevoegdheden zal de Staatssecretaris (…) alle hefbomen gebruiken waarover hij beschikt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, evenals de vervuiling veroorzaakt door de verschillende transportmodi en energieproductiewijzen. Op het kruispunt van deze drie bevoegdheden, zal hij een groot transversaal project voor de ontwikkeling van elektrische voertuigen met lage CO2-uitstoot ondersteunen.” De staatssecretaris verwijst hier waarschijnlijk naar het masterplan elektrische mobiliteit, dat door de FOD economie wordt voorbereid. Bond Beter Leefmilieu werkt in de stuurgroep actief mee aan de uitwerking van de masterplan.

Spijtig genoeg vermeldt de staatssecretaris niets over de verandering van de fiscaliteit voor bedrijfswagens: is het louter een begrotingstechnische maatregel, of is er ook nagedacht over de effecten op het wagenpark en het privaat wagengebruik? Idealiter zou die aanpassing van de fiscaliteit moeten passen in het stapsgewijs ontmoedigen van verloning onder de vorm van wagens of brandstof. Ook zou hij kunnen ingaan op de reden waarom er geen rekening gehouden wordt met andere vervuilende stoffen (bvb NOX) in de berekening van het voordeel van alle aard voor bedrijfswagens en de reden waarom de gratis tankkaarten zo goed als ongemoeid zijn gelaten.

Klimaat

Het stuk over klimaat is iets concreter, maar er staan zo goed als geen beleidsinitiatieven in vermeld. Lichtpunt: “De Staatssecretaris voor Leefmilieu zal elk beleid ondersteunen dat een drastische vermindering van het verbruik van natuurlijke hulpbronnen en energie (vooral van fossiele brandstoffen) beoogt. Hij zal hiervoor de twee belangrijke beleidshefbomen aanwenden waarover hij beschikt: het klimaatbeleid en de productnormen.” Meer concreet zal “de Staatssecretaris voor Leefmilieu met overtuiging blijven pleiten, zowel bij de gewesten als op internationaal vlak, voor een reductiedoelstelling op EU-niveau van 30% van de uitstoot van broeikasgassen in 2020 en van 80 tot 95% in 2050 ten opzichte van 1990.” Daarmee staat de milieubeweging dus niet langer alleen.

Daarnaast geeft de beleidsbrief nog aan dat er een ‘snelle en objectieve’ verdeling over de gewesten komt van de Belgische reductie-inspanningen en de opbrengsten van de veiling van CO2-rechten, dat de staatsecretaris gaat voor een goede werking van de Europese emissiehandel  in de luchtvaart en zich keert tegen windfall profits en dat hij initiatieven voor gedragsverandering die passen in de klimaatstrijd in de mate van het mogelijke zal steunen.

Kortom: vier jaar communautair gebakkelei en de Europese schuldencrisis, heeft alle aandacht en energie vanuit het beleid opgeslorpt. Daardoor brengt deze beleidsbrief weinig nieuws over de aanpak van de verkeersemissies of de klimaatverandering en vervalt hier en daar zelfs in gemeenplaatsen.