Milieubeleid op maat: de chemiesector

Vlaanderen krijgt de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) maar niet onder controle. Uit rapport na rapport blijkt dat verzuring en fotochemische smog nog altijd een enorme impact kennen op mens en natuur. Een aantal industriële sectoren mocht nu zelf bepalen wat ze daaraan wil doen. Dit dreigt de belastingbetaler zuur op te breken, zegt de Inspectie van Financiën. De Vlaamse regering zet echter door met haar plannen.

De uitstoot van verzurende stoffen, waaronder NOx, is onder meer verantwoordelijk voor aantasting van bossen en heidegebieden, kan luchtweginfecties veroorzaken (zeker bij astmapatiënten en kinderen), draagt bij tot ozonvorming en zorgt voor een versnelde verwering van gebouwen. Vandaar het grote belang om die uitstoot onder controle te krijgen. Zo is er een Europese richtlijn die een plafond oplegt aan de lidstaten voor de uitstoot van de verschillende verzurende stoffen, waaronder NOx. En Vlaanderen haalt het NOx-plafond niet. Er is dus bijkomend beleid nodig, maar dat komt veel te traag tot stand. De Vlaamse regering en een aantal industriële sectoren (waaronder de chemische) sluiten nu een convenant af. Een zeer zwakke convenant, als we de  Minaraad mogen geloven. Het is onduidelijk of we hiermee nu wel het plafond halen, terwijl een studie van VITO aangeeft dat dit met een heffing wel zou lukken. De overheid erkent zelf dat het potentieel groter is dan in de convenant opgenomen. En – klap op de vuurpijl – als Vlaanderen de plafonds niet haalt, draait iedereen - behalve de sectoren die een MBO afsloten! - op voor de (Europese) boetes.

Vlaanderen had normaal gezien in 2010 de Europese NOx-doelstellingen moeten bereiken, maar die kans is verkeken. De bedoeling is nu om er ‘zo snel mogelijk na 2010’ te raken. Dat vergt bijkomend beleid, want met de huidige maatregelen raken we er niet.

 

Dit bleek al jaren geleden. Twee mogelijke maatregelen bleven toen over: een heffing op NOx, of een overeenkomst met de betrokken industriële sectoren sluiten. Uit studiewerk van de Vito kwam naar voor dat via een heffing de gewenste doelstellingen kunnen worden bereikt.  Maar de industrie zag een heffing helemaal niet zitten. En dus talmde de overheid. Ze vroeg de industrie om alternatieven voor te stellen.

Dat is waar we nu staan. De eerste twee sectoren – chemie en glas – hebben hun voorstel gedaan, en een akkoord bereikt met de overheid. En ontlopen zo een heffing. Andere sectoren volgen, waaronder de staal en de elektriciteitproductie.

Maar de Minaraad leverde een zeer kritisch advies af op de voorliggende convenanten – Milieubeleidsovereenkomsten (MBO’s) in het jargon. “Zonder bijkomende toelichting en verantwoording van het gehanteerde ambitieniveau, kunnen de voorliggende MBO’s niet goedgekeurd worden”, stelt de Raad. Ook de tussentijdse bijsturings- en sanctioneringsmogelijkheden moeten versterkt worden. De Minaraad is niet voldoende overtuigd van de meerwaarde van de voorliggende MBO’s ten opzichte een NOx-emissieheffing. 

Ook de Inspectie van Financiën was ongezien scherp over het ontwerp van MBO. Ze stelde met name grote vragen bij wat er zou gebeuren als de NOx-doelstelling niet gehaald wordt, en België veroordeeld wordt door Europa. Wie draait dan op voor de kosten?

Vooral in het geval van de MBO voor de chemie, zijn er aanwijzingen dat de sector eigenlijk meer zou kunnen doen. De MBO legt een maximumuitstoot op van 9800 ton NOx, maar de overheid zegt zelf dat er een nog onbenut potentieel is in de stookinstallaties van de sector. Bovendien krijgen de bedrijven wel een vrijstelling van toekomstige boetes, ook Europese. Zodat als Vlaanderen ooit veroordeeld wordt voor het niet respecteren van de NOx-doelstellingen, de boete op de rug komt van de belastingbetaler die niet het geluk had om een overeenkomst af te kunnen sluiten met de regering.

Het ziet er naar uit dat de chemische lobby haar slag thuishaalt, ten koste van milieu en gezondheid. Tenzij de Vlaamse regering alsnog oor heeft naar de opmerkingen van de Minaraad.