Kerstwens voor ruimtelijke ordening

De Vlaamse Regering is bezig met de opmaak van een nieuwe lange termijn beleidsvisie op  ruimtelijke ontwikkeling, het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Het BRV wordt de opvolger van het huidige Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). Een Groenboek met de belangrijkste krijtlijnen voor het BRV zou eind 2011 worden voorgesteld. Op basis van het maatschappelijk debat over het groenboek wordt een witboek opgesteld met de lange termijnvisie (2050) over de belangrijke strategische keuzes die Vlaanderen moet maken. Uit die visie wil de Vlaamse regering ten slotte, tegen het eind van deze legislatuur het BRV distilleren,

We kijken vol verwachting uit naar de komst van het Groenboek. Het RSV er niet in geslaagd om de beoogde visie en doelstellingen te realiseren en de versnippering van het Vlaamse landschap een halt toe te roepen. Onze kerstwens is dat het Groenboek een eerste stap zet om een kanteling teweeg te brengen in de huidige aanpak van het Vlaamse ruimtelijk beleid en onze ruimtelijke ontwikkeling uit zijn benarde positie te redden.

Het RSV streeft naar een ‘open en stedelijke’ regio. Vlaanderen is genoeg volgebouwd en versnipperd en de resterende open ruimte moet bewaard worden voor natuurontwikkeling, landbouw en recreatie De visie van het RSV is nog steeds bijzonder actueel en biedt een antwoord op de belangrijke ruimtelijke uitdagingen. Bovendien is het algemene draagvlak voor de uitgangspunten van het RSV groot. Dit is duidelijk gebleken uit de bevraging van burgers, overheden, experts en verenigingen naar aanleiding van de opmaak van het BRV. (link)

Een van de speerpunten uit het RSV om te komen tot een ‘open en stedelijk Vlaanderen’ is de ‘gedeconcentreerde bundeling’. Dit houdt in dat nieuwe ruimte voor werken en wonen alleen daar wordt gecreëerd waar er al bebouwing aanwezig is. Het ongeordend uitzwermen van functies langs verbindings- en invalswegen, de zogenaamde lintbebouwing, moet vermeden worden. Nieuwe woningen moeten opgetrokken worden in bestaande woonkernen, vooral in de stedelijke gebieden (minimum 60%) en in de woonkernen van het buitengebied (maximum 40%). Nieuwe bedrijventerreinen moeten worden gebundeld in economische knooppunten en poorten. Wat de wegeninfrastructuur betreft, kiest het RSV voor een optimaler gebruik van het bestaande wegennet en een betere uitbouw van de openbaar vervoersnetwerken.

Aan het RSV werd een ruimtebalans gekoppeld die onderschreven werd door alle sectoren. Zo moesten er 7.000 ha extra bedrijventerreinen bijkomen. Om de achteruitgang van de biodiversiteit te counteren moest er werk gemaakt worden van een samenhangende natuurlijke structuur. De oppervlakte natuur moest met 38.000 ha toenemen en de oppervlakte bos met 10.000 ha. De beroepslandbouw kreeg 750.000 ha toegewezen en moest dus 50.000 ha inleveren tegenover de gewestplanbestemmingen.

Vlaanderen verre van ‘open en stedelijk’

Jammer genoeg is het RSV er niet in geslaagd om de vooropgestelde trendbreuken te realiseren en de versnippering van de open ruimte te stoppen. Vooral de realisatie van de doelstellingen rond natuur- en bosuitbreiding lopen grote vertraging op: momenteel (meer dan 4 jaar na de oorspronkelijke deadline) werd respectievelijk ongeveer 30% en  20% gerealiseerd. Ter vergelijking: van het bijkomend industriegebied dat werden voorzien werd meer dan 75% gerealiseerd en de rest is volop in ontwikkeling. Het te behouden agrarisch gebied werd al voor nagenoeg 75% herbevestigd. Van de natuurverweving, onder meer in het landbouwgebied werd tot op heden amper 2% gerealiseerd.

Ondanks het feit dat het RSV geleid heeft tot zeer veel stadsontwikkelingsprojecten en zo ongetwijfeld heeft bijgedragen tot een verhoging van de leefbaarheid van de Vlaamse steden, worden gebouwen onvoldoende gebundeld in de kernen. Nog altijd worden meer woningen ontwikkeld in het buitengebied dan in het stedelijk gebied. Ook het streven naar bundeling van economische activiteiten op daartoe bestemde bedrijventerreinen is slechts in beperkte mate geslaagd. De trend van ontwikkeling van veel kleinere en verspreid liggende bedrijventerreinen werd niet doorbroken.

Nog steeds wordt dagelijks 7,5 ha (of 15 voetbalvelden!) bebouwd of verhard ten koste van de open ruimte. Vlaanderen heeft -na Monaco en Vaticaanstad- de grootste verharde oppervlakte per vierkante meter ter wereld en het dichtste wegennet van Europa. Als Vlaanderen aan hetzelfde tempo open ruimte blijft innemen zal, volgens een studie van de KULeuven, in 2050 meer dan 40% van de beschikbare ruimte volgebouwd zijn. De maatschappelijke gevolgen van de verdere versnippering en bebouwing laten zich steeds meer voelen: meer overstromingen, meer files, sterke achteruitgang van de biodiversiteit, luchtvervuiling, lawaaioverlast, …

Gebrek aan politiek draagvlak

Een schrijnende, maar weinig verwonderlijk evolutie gezien het gebrek aan politiek enthousiasme dat er de laatste jaren was voor het RSV. Een duurzame ruimtelijke ordening, met aandacht voor natuur en open ruimte waren voor deze en de vorige regering duidelijk geen prioriteit.

Dit is onder andere gebleken uit de verschillende herzieningen van het RSV waarbij vooral aandacht ging naar extra industrie- en woongebieden en meer infrastructuur. Ook werden plannen goedgekeurd die in strijd zijn met de doelstellingen van het RSV. Als deze plannen niet pasten binnen de visie van het RSV, werd het RSV simpelweg aangepast. Zo werden een tiental buitengebiedgemeenten aangeduid als ‘bijzondere economische knooppunten’, wat het mogelijk moet maken om toch regionale bedrijventerreinen te ontwikkelen in het buitengebied.

Ook het vergunningenbeleid staat, omwille van allerlei afwijkingsmogelijkheden, ver af van de visie van het RSV. Denk maar aan de aanbouwregel, ingevoerd door de vorige minister van Ruimtelijke Ordening, die lintbebouwing verder in de hand werkt door het mogelijk te maken in landbouwgebied te bouwen tegen een bestaande gevel. Onze beroemde Vlaamse lintbebouwing is ondertussen al meer dan 6.000 kilometer lang: een rij woningen van hier tot Portugal en terug! Of de mogelijkheid tot functiewijziging waardoor allerhande (verkeersgenererende) functies een plaats vinden in de open ruimte. Het is ook nog altijd mogelijk om af te wijken van de watertoets waardoor nieuwe woningen en verkavelingen worden ingepland in overstromingsgevoelig gebied. Via een omzendbrief werd het makkelijker gemaakt om de woonuitbreidingsgebieden -die oorspronkelijk als reserveruimte voor woningen moesten dienen- te verkavelen terwijl er nog meer dan voldoende ruimte (vandaag nog 32.452 ha of een half miljoen bouwpercelen!) beschikbaar is in woongebied.

Alsof dit nog niet volstaat wordt er geen aangepast en effectief grondbeleid gevoerd en ontbreekt een actief handhavingsbeleid. Ondertussen raakt het RSV verder uitgehold en verliest het ruimtelijk beleid zijn geloofwaardigheid.

Geen woorden, maar daden

De sterke uitgangspunten van het RSV (zoals kernversterking en locatiebeleid) moeten de basis blijven vormen voor het BRV. De niet uitgevoerde doelstellingen van het RSV tonen echter aan dat er meer nodig is dan een wervende visie en strategische doelstellingen om te komen tot een goede ruimtelijke ordening. Dé grote uitdaging voor het BRV is de realisatie van de ruimtelijke doelstellingen op het terrein. Kortom, het BRV moet er -in tegenstelling tot het RSV- voor zorgen dat het niet enkel bij woorden blijft, maar dat de visie ook wordt uitgevoerd. Wij zijn er dan ook van overtuigd dat de sleutel tot een meer duurzaam ruimtelijk beleid vooral moet gezocht worden in een daadkrachtiger instrumentarium.

We wensen dat het Groenboek, dat binnenkort wordt gefinaliseerd, een strategisch document wordt waarin sterke keuzes worden gemaakt. Enkel op die manier kan het de basis zijn voor een maatschappelijk debat. Het groenboek moet duidelijk aangeven hoe de continuïteit van het RSV gegarandeerd blijft, zowel tijdens de opmaak van het BRV als tijdens de volgende legislatuur.

Het Groenboek moet een duidelijke visie bevatten, in lijn met de visie uit het RSV en met voldoende aandacht voor nieuwe randvoorwaarden, zoals de transitie naar hernieuwbare energie en de toenemende vergrijzing. Daarnaast is het belangrijk dat het document ook acties op korte termijn bevat, bijvoorbeeld een grondige analyse en evaluatie van het bestaande instrumentarium. Uiteraard zal het Groenboek ook moeten aangeven hoe het ruimtelijk beleid wordt afgestemd met andere beleidsdomeinen zoals water, mobiliteit en natuur.