Ecomodernisten: niet modern en nog minder eco

Twee ecomodernisten –Ted Nordhaus en Linus Blomqvist – verbleven deze week op Belgische bodem. De ecomodernisten gaan er prat op dat ze komaf maken met de taboes van de milieubeweging zoals kernenergie, GGO’s en intensieve landbouw. Dat mag dan wel tot boeiende debatten leiden, een goede leidraad voor het milieubeleid is het niet.

De toon en inhoud van het Ecomodernistisch manifest [1] lijkt op het eerste zicht naadloos aan te sluiten bij een ondernemingsvriendelijke, groene visie. De sympathiserende website backcover.be schrijft:

“ [de ecomodernisten] keren zich tegen het doemdenken dat maar al te vaak het groene discours overheerst en houden ingesleten groene opvattingen kritisch tegen het licht. Technologische innovatie, menselijk vernuft, ambitie en ondernemerschap beschouwen deze vernieuwers als mogelijke oplossingen die moeten worden aangemoedigd.”

Dat klinkt veelbelovend en heeft in Vlaanderen alvast de interesse gewekt van parlementsleden van Open Vld en N-VA.

Het Ecomodernistisch manifest opent met drie centrale ideeën: in kennis en technologie ligt de sleutel tot een geweldig nieuw tijdperk voor de mens (het Antropoceen), de menselijke ontwikkeling moet zich ontkoppelen van de natuur en daarvoor is een intensivering van tal van menselijke activiteiten nodig. Na een lange historische beschrijving komen de auteurs tot de vaststelling dat de welvaartscreatie moet ontkoppeld worden van de impact op de natuur en het milieu.  Dat kan door andere technologieën te gebruiken of hulpbronnen productiever aan te wenden.

Halfweg het Ecomodernistisch manifest volgt een keuze voor de geschikte technologieën. De auteurs schrijven:

“Verstedelijking, intensivering van de landbouw, kernenergie, aquacultuur en ontzilting zijn allemaal processen met een aangetoond potentieel om de menselijke druk op het milieu te verkleinen en zo meer ruimte te creëren voor niet-menselijke soorten. De ontwikkeling van voorsteden, landbouw met een lage opbrengst en vele vormen van hernieuwbare energie vragen daarentegen over het algemeen meer land en hulpbronnen en laten minder ruimte over voor natuur.”

Die focus op individuele technologieën, die vanuit één criterium - ‘intensivering’ - gekozen worden, wijkt sterk af van de stand van het milieudebat en de groeiende consensus over de weg vooruit. Om dat te illustreren, gaan we in op de energietransitie.

Kernenergie: beetje voordeel, veel nadeel

Kernenergie heeft enkele voordelen en vele nadelen. Na Fukushima viel de technologie wereldwijd uit de gratie. Het is onveilig, duur en zadelt de komende generaties met nucleair afval op. Meer recent tracht de sector zijn blazoen op te poetsen door de technologie als een klimaatoplossing te presenteren. Dat pleidooi valt hier en daar in goede aarde. Zo verdedigt onze minister van Energie Marghem nucleaire energie in aanloop naar de klimaatconferentie in Parijs dit najaar[2]. Kerncentrales zouden noodzakelijk zijn in een wereld die geen fossiele brandstoffen meer mag gebruiken. Het Ecomodernistisch manifest geeft dezelfde verhaallijn een boost.

Maar is nucleaire technologie werkelijk onmisbaar voor de energietransitie? De belangrijkste spelers in de energiewereld hebben elk hun eigen publicaties waarin ze vooruitblikken. Zo publiceert de oliemaatschappij British Petroleum (BP) een Energy Outlook, maakt het internationaal energieagentschap (IEA) de toonaangevende Energy Technology Perspectives (ETP) en brengt het klimaatpanel van de VN een samenvatting van de wetenschappelijke literatuur in de veelbesproken IPCC-rapporten. In niet één van die gezaghebbende toekomstscenario’s speelt kernenergie een belangrijke rol in de toekomstige energievoorziening.

Het IEA is vanuit zijn ontstaansgeschiedenis kernenergie het meest gunstig gezind. Zijn visie op de rol van die technologie in 2050 in het klimaatvriendelijk 2DS scenario? Kerncentrales zorgen dan voor één tiende van de energie. De rol in het terugdringen van broeikasgassen? Zeer beperkt. Energie-efficiëntie, hernieuwbare energie, een wissel in de gebruikte brandstoffen en CCS zijn vele malen belangrijker volgens de conservatieve modellen van het IEA.[3]

De scenario’s van het IPCC leren dat de wereld perfect de klimaatdoelstellingen kan halen zonder kernenergie. Hoeveel kost de transitie meer als we die risicovolle technologie links laten liggen? Een schamele 7 procent. Ter vergelijking: zonder CCS (‘carbon capture and storage’, CO2-afvang en -opslag) kost de transitie 138 procent meer. Te lang wachten met een ambitieuzer klimaatbeleid doet de kosten stijgen met 28 procent.[4]

Het rekenwerk voor de Europese Low Carbon Roadmap ten slotte leert dat de kosten van het scenario dat kernenergie uitfaseert, nauwelijks afwijken van de andere scenario’s.[5] Wat centraal staat in de meeste transitiescenario’s is een combinatie van doorgedreven energiebesparing, een snelle groei van hernieuwbare energie en op termijn CCS. Greenpeace presenteerde onlangs een update van haar baanbrekend Energy Revolution rapport waarin er zelfs een mondiaal energiesysteem met 100% hernieuwbare energie in 2050 is gemodelleerd.

De energietransitie is niet alleen mogelijk zonder kernenergie, maar bespaart ons net heel wat risico’s en kost nauwelijks meer. Dat bewijst Duitsland in de praktijk. Het land sluit zijn kerncentrales, laat tegelijk de CO2-uitstoot dalen en mikt tegen 2020 op 40 procent minder broeikasgassen dan in 1990. België heeft met kerncentrales alle moeite van de wereld om een reductie van 20 procent te bereiken. Duitsland heeft een sterke groei van hernieuwbare bronnen, een erg betrouwbare elektriciteitsvoorziening en lage groothandelsprijzen. [6]

De juiste vragen

Maar bovenal lijken de ecomodernisten met hun pleidooi voor één technologie de kern van het energiedebat te missen. De uitdaging voor de transitie ligt niet zozeer op het niveau van individuele technologieën maar wel in de systemische dimensie, het gewenste beleid en de politieke economie.

Op het niveau van het energiesysteem komen vragen op over nieuwe marktmodellen en investeringszekerheid, het optimaal evenwicht tussen vraagbeheer, opslag en de uitbreiding van de productiecapaciteit of de aard van de toekomstige slimme netten. Dát zijn momenteel de boeiende debatten. Niet of een nieuwe kerncentrale voor “energie met een hogere dichtheid” zorgt dan een windmolen op land.

De Belgische situatie leert dat het pleidooi van de ecomodernisten uitmondt in exact het tegendeel van wat ze claimen. Het oplappen van stokoude kerncentrales fnuikt in ons land de technologische innovatie, is een belediging voor het menselijk vernuft en zet een rem op ambitie en ondernemerschap. In tegenstelling tot Duitsland draait de energietransitie hier vierkant. De nucleaire basislast doorkruist elke ruimte voor vernieuwing. Zelfs jarenlange voorstanders van nucleaire energie, zoals Ronnie Belmans, verkondigen dat nu luidop. Z’n mening: “Kernenergie? Zo dood als een pier”.[7] Steeds meer experts komen er op uit dat de tijd van grote centrales die voor een basislast instaan, voorbij is. De toekomst is aan netwerken en gedistribueerde energie.[8]

Het ontbreken van de politiek economische dimensie en een visie op gewenst beleid is een ander tekort van het ecomodernistisch verhaal. Zelfs als alle geschikte technologie voor handen zou zijn om “te ontkoppelen”,  is er nog geen enkele garantie dat het ook daadwerkelijk gebeurt. Dit komt omdat heel wat ondernemingen en landen er belang bij hebben dat we steenkool of olie blijven gebruiken. Hoe vanuit de samenleving en het beleid de macht van het oude, fossiele spelers afbouwen of de padafhankelijkheid van het energiesysteem doorbreken, zijn cruciale vragen die het techno-optimistisch discours van de ecomodernisten ontwijkt.

Opgeblazen technologisch optimisme

We gingen dieper in op het energievoorbeeld, maar hetzelfde geldt voor de andere voorbeelden. De focus op één technologie verdoezelt het systemisch karakter van de cruciale vragen over bijvoorbeeld landbouw of de verstedelijking. Dat alles roept het gevoel op dat de ecomodernisten ofwel blijven steken in een haast kinderachtige omkering van de zogenaamde taboes van de milieubeweging, ofwel dat er meer speelt. Dirk Holemans verwoordt in een opiniestuk het vermoeden  dat de ecomodernisten bepaalde, bestaande machtsverhoudingen in stand willen houden. Om die reden vertroebelen ze het milieudebat met een opgeblazen technologisch optimisme.

De technologieën die de ecomodernisten naar voren schuiven, hebben een opvallend punt gemeen: ze versterken de vorming van (staats)monopolies in de energie- en landbouwmarkten. Daarmee staan ze lijnrecht tegenover het vrij initiatief van burgers en bedrijven. Nucleaire energie heeft een lange geschiedenis van staatsinmenging en monopolievorming omwille van het strategisch belang en het proliferatierisico, de onverzekerbaarheid van ongevallen en nood aan het centraal structureren van het energiesysteem omheen een handvol reactoren. Net zo heeft Monsanto een quasi monopolie voor vele GGO-gewassen zoals maïs en soja. In die zin verwondert het dat liberaal Philippe De Backer de ecomodernisten een forum gaf in het Europees parlement.

Wie even rondkijkt op het net, merkt dat het ecomodernisme tot levendige debatten leidt. Maar dat maakt het nog geen goede leidraad voor een toekomstgericht  milieu-, energie- of landbouwbeleid.

Mathias Bienstman

[1] Zie voor een vertaling www.backcover.be/artikels/item/168-ecomodernistisch-manifest-de-start-van-een-nieuwe-milieubeweging
[2] www.lavenir.net/cnt/DMF20150914_00702488
[3] Zie de toepassing ‘emission reductions’ in ETP 2015 www.iea.org/etp/explore/
[4] Tabel SPM 2, SPM IPCC AR5 WG3 www.ipcc.ch/pdf/assessment-report/ar5/wg3/ipcc_wg3_ar5_summary-for-policymakers.pdf (p.15)
[5] European Commission, 2011: Energy Roadmap 2050. Impact assessment and scenario analysis, ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/documents/sec_2011_1565_part1.pdf
[6] Zie het dossier ‘de mythes over de Energiewende ontkracht’, te verschijnen.
[7] www.standaard.be/cnt/dmf20150703_01762089
[8] reneweconomy.com.au/2015/head-of-uks-national-grid-says-idea-of-large-power-stations-for-baseload-is-outdated-53893