Aantal pv’s voor bouwmisdrijven gehalveerd

Wie een bouwovertreding begaat, komt daar steeds vaker mee weg. Tot en met 2013 werden jaarlijks een kleine 3.000 inbreuken vastgesteld. Vorig jaar werden slechts 1.616 pv’s opgemaakt. Het is naïef te denken dat de Vlaming plots zo strikt de bouwregels volgt. Waar loopt het dan mis? Een belangrijke verklaring ligt bij de gemeentebesturen: die kregen meer bevoegdheden, maar gaan minder snel verbaliseren. Daar maak je je als lokaal politicus immers niet populair mee.

Te dicht bij de burger

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt voor welke bouwwerken een vergunning nodig is. Wie daartegen zondigt, begaat een bouwovertreding: zijn of haar werken kunnen stilgelegd worden. Zowel gemeentelijke ambtenaren als de bouwinspectie van de Vlaamse overheid zijn hiervoor bevoegd. Uit een parlementaire vraag van Vlaams Parlementslid Wilfried Vandaele (N-VA) blijkt dat het aantal processen-verbaal voor bouwinbreuken spectaculair is gedaald sinds 2014. Ook het aantal stakingsbevelen en stilleggingen is sinds 2012 gehalveerd: van 1.652 naar slechts 766 vorig jaar.

Gemeenten doen het zelf

Verder tonen de cijfers dat het aandeel van de gemeenten in het totaal van de processen-verbaal is gedaald ten opzichte van de Vlaamse bouwinspectie, net zoals het aantal gemeentelijke stilleggingen. En dat terwijl er in het verleden net voor gekozen is om de gemeenten meer bevoegdheden te geven op vlak van ruimtelijke ordening: voor ruimtelijke plannen en vergunningen, maar dus ook voor handhaving. Hoe ze die realiseren, bepalen de gemeenten zelf. De Vlaamse overheid legt geen specifieke maatregelen of verplichtingen meer op.

Het gemeentebestuur is het niveau dat het dichtst bij de mensen staat. Dat is goed voor heel wat dingen, zoals inspraak en betrokkenheid bij stedenbouwkundige plannen. Maar door die nabijheid zijn ze ook geremd om op te treden tegen overtredingen. Zeker in kleinere gemeenten staan ambtenaren vaak niet te springen om bij mensen die ze dikwijls kennen, een pv op te stellen.

Niet genoeg mankracht

Bovendien blijkt uit de cijfers dat heel wat gemeenten helemaal niet de mankracht hebben voor die handhaving. Om als gemeentelijke ambtenaar de bevoegdheid te krijgen om een proces-verbaal te mogen opstellen tegen bouwovertredingen, moet je benoemd worden door de gouverneur. In het verleden hebben 243 gemeentelijke ambtenaren die bevoegdheid gekregen. Maar dat aantal blijkt enorm te verschillen van provincie tot provincie: in West-Vlaanderen bijvoorbeeld zijn er amper 19 gemeentelijke inspecteurs op 64 gemeenten, terwijl Antwerpen 113 inspecteurs heeft op 70 gemeenten. Bovendien worden enkel cijfers bijgehouden over de aanduidingen, maar niet van de pensioneringen of ontslagen. In de realiteit ligt het aantal gemeentelijke inspecteurs nog een stuk lager.

De oplossing?

Wilfried Vandaele schuift een intergemeentelijke samenwerking voor de handhaving als mogelijke oplossing naar voor. Daardoor kun je zowel het gebrek aan gemeentelijke inspecteurs opvangen, terwijl deze intergemeentelijke diensten ook wat verder van de burger staan. Een andere optie is om de Vlaamse bouwinspectie terug meer bevoegdheden, mankracht en middelen te geven. Deze dienst leverde in het verleden goed werk.

Een oplossing dringt zich in elk geval op. Want een correcte handhaving is niet alleen het sluitstuk van een geloofwaardig beleid, het is ook een kwestie van rechtvaardigheid. Wie zich aan de regels houdt en daar zijn best voor doet, mag niet benadeeld worden door overtreders die er hun voeten aan vegen.

Erik Grietens

> De parlementaire vraag