Geopunt, Vlaanderen

Wat tweehonderdvijftig jaar landkaarten ons leren over de natuur vandaag

Geopunt, Vlaanderen

Landbouw nam tot eind jaren zestig 62% van het Vlaamse land in. Vandaag is dat gedaald tot 52%. Maar dat verlies ging niet ten gunste van natuur, maar naar verstedelijking van het platteland. 

Een innovatief onderzoek van verschillende overheidsdiensten bracht via Artificiële Intelligentie (AI) liefst 250 jaar landschapsevolutie in beeld. Wat leren we hieruit? In de eerste plaats waar oude bossen of historisch permanente graslanden zich bevinden, die vandaag van groot belang zijn voor koolstofopslag. Maar ook dat we sinds de jaren zestig steeds minder rekening houden met de draagkracht van landschappen om het landgebruik te bepalen. De klimaatopwarming wreekt zich hierdoor steeds meer, in de vorm van overstromingen van woonwijken, verminderde kustbescherming of droogteproblemen voor landbouw en natuur. 

AI voor natuur en landschap

Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, Digitaal Vlaanderen en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) bundelden de krachten om het historische landgebruik in kaart te brengen. En dat sinds 1778, het jaar dat de Ferrariskaarten werden afgewerkt. Die werden vergeleken met kaarten uit 1873, 1969 en 2022. Het onderzoek geeft een mooi overzicht van de vele veranderingen in het landschap van Vlaanderen en Brussel. 

Enkele vaststellingen: 

  • Landbouw nam tot eind jaren zestig 62% van het Vlaamse landoppervlak in. Vandaag is dat gedaald tot 52%. Maar dat verlies ging niet ten gunste van natuur, zoals vandaag wel eens foutief beweerd wordt. Het is de verstedelijking van het platteland die een grote hap uit onze open ruimte heeft genomen, waarvoor zowel landbouw als natuur moesten wijken. 
  • Het aandeel van heide en kustduinen nam sterk af, van 12% op het einde van de 18de eeuw tot nog maar 1% vandaag. In de 19e eeuw kwam dat vooral door bebossing van heidegebieden. Van de kustduinen is het merendeel verdwenen door bebouwing.
  • Het aandeel van bossen bleef de voorbije eeuwen vrij constant op 10%. Achter deze stabiele cijfers zitten echter grote regionale verschillen, die elkaar globaal in balans houden. In West- en Oost-Vlaanderen, in de Zandleemstreek en in het Hageland verdwenen bossen, in de Kempen en de provincie Limburg groeide het bosareaal. De noden van de mijnbouw, die veel hout nodig had, primeerden hier.  
  • Waar graslanden vroeger kenmerkend waren voor vochtige valleigebieden, verschoven die door de eeuwen heen meer naar droge gronden. Bij akkers deed zich het tegenovergestelde voor. Die doken plots op in natte streken, zoals langs de IJzer. Door de opkomst van fossiele brandstoffen voor tractoren en pompen, was het landgebruik niet langer afhankelijk van de fysische kenmerken van het landschap.
  • Een vijfde van de oppervlakte van Vlaanderen is de voorbije 250 jaar niet van landgebruik veranderd. Dat is voornamelijk het geval in de polders, de Westhoek, het Meetjesland en Haspengouw. Het merendeel daarvan zijn akkers, historisch permanente graslanden en bossen. 

Lessen voor natuur vandaag

Het is zeker niet de bedoeling om met dit soort onderzoek terug naar een “verleden met paard en kar” te gaan, zoals tegenstanders van natuurherstel er graag een parodie van maken. Het onderzoek kan wel helpen om te bepalen waar en hoe we het natuurlijk functioneren van een landschap kunnen herstellen of versterken, met het opnieuw laten meanderen van rivieren, ruimte voor water in valleigebieden, het beschermen van oude bossen of historisch permanente graslanden. Zo is een oud bos beter voor de biodiversiteit dan een jonger bos of houden oude graslanden beter koolstof vast. Het onderzoek geeft dus aan waar natuurgebaseerde oplossingen het meest kansrijk zijn. 

In de strijd tegen droogte en overstromingen zetten de kaarten ons op weg naar verdwenen moerassen of gedempte rivierarmen, om zo het waterbergend vermogen van het landschap te vergroten. Dat is een belangrijk inzicht voor het beleid rond klimaatadaptatie. En uiteraard gaat het ook gewoon over het behoud van de erfgoedwaarde van landschappen. 

Maar het belangrijkste inzicht blijft toch dat we sinds de Tweede Wereldoorlog steeds minder rekening hielden met de fysieke draagkracht van landschappen om het landgebruik te bepalen. Intensieve akkerbouw in natte valleigebieden, verspreide bebouwing die geen rekening houdt met de waterhuishouding of het soort ondergrond, dempen van meanders om de grond te kunnen exploiteren,... Dat begint zich door de klimaatopwarming stilaan te wreken. Periodes van hevige neerslag of hittegolven zorgen steeds meer voor wateroverlast in woonwijken en droogteproblemen voor landbouw en natuur. Dit onderzoek toont de weg naar de gebieden en het soort ingrepen die prioritair zijn voor herstel van natuur en landschap.